In Blora, waar stof en zon elkaar vinden tussen teakbomen en verlaten wegen, zag honderd jaar geleden een kind het daglicht, voorbestemd om de stem van velen te worden.
Pramoedya Ananta Toer schreef over wat voorbij leek, maar niet verdween. Over de onschuld van land en volk. Over liefde en verlies in tijden van onrust.
In datzelfde Blora werd mijn moeder geboren, op een augustusdag die later een dag van herdenking zou blijken. Haar eerste adem, zijn eerste woorden — twee lijnen die elkaar nooit raakten, maar toch verwant zijn in de aarde van verhalen.
Wat verdwenen is, blijft. In boeken, in stemmen, in de schaduw van bomen op de grond waar hun verhalen ontsprongen in de aarde der mensen.
Ode aan Pramoedya Ananta Toer (1925-2006), aan mijn lieve moeder Marijke Wouters-Pernet (1939), aan #Blora en #Indonesia. Bahasa Indonesia version under the photo’s.
Blora, Indonesia.Photo Pramoedya Ananta Toer by Marco van Bolhuis (Amsterdam, juni 1999).My mother (Marijke Wouters-Pernet), born in Blora, August 15, 1939. Photo made in Cepu.
Apa yang Hilang
Di Blora, di mana debu dan matahari bertemu di antara pohon jati dan jalan sunyi, seratus tahun yang lalu seorang anak melihat cahaya hari, ditakdirkan menjadi suara banyak orang.
Pramoedya Ananta Toer menulis tentang yang seakan pergi, namun tak pernah lenyap. Tentang kepolosan tanah dan rakyat. Tentang cinta dan kehilangan di masa penuh gelisah.
Di Blora yang sama ibuku dilahirkan, pada suatu hari Agustus yang kelak menjadi hari peringatan. Napas pertamanya, kata-katanya yang pertama — dua garis yang tak pernah bersinggungan, namun tetap terhubung dalam tanah kisah-kisah.
Apa yang hilang tetap ada. Dalam buku, dalam suara, dalam bayangan pepohonan di atas tanah tempat kisah mereka lahir dalam bumi manusia.
Twee jaar lang leerde ik mijn eigen lijf opnieuw lezen. Niet met woorden alleen, maar met adem, aanraking, stilte. Haptotherapie als zachte gids, waar mijn binnenwereld zich toonde in spanning, in trilling, in onverwachte tranen.
Rapé brandde een poort in mijn neus, Chocobliss opende ramen naar andere werelden. Beide lieten mij zien wat ik allang wist: dat voelen mijn kompas is, en dat ik mijzelf niet langer hoef te ontlopen.
Nu sta ik hier, niet aan het einde, maar aan de rand van een nieuw begin. Met een schaduw die niet meer achterblijft, maar me begeleidt. Met een nabijheid die ik durf toe te laten.
En diep van binnen hoor ik het fluisteren: I only just begun.
Van Jakarta tot Gaza, van oude wonden naar nieuwe littekens. De ene pijn ontkent de andere niet. Herdenken is kiezen voor menselijkheid.
Nooit meer is nu
We staan stil. Bij namen, bij data, bij verhalen die ons zijn toevertrouwd.
We buigen voor het verleden, maar sluiten onze ogen niet voor het heden.
Kolonialisme laat lange schaduwen na. De ene pijn hoeft de andere niet te overschaduwen. Erkennen is ruimte maken voor iedereen die verlies kent, die onrecht draagt.
Van de Molukken tot West-Papua, van Jakarta tot Gaza.
Herdenken is niet alleen terugzien, het is kiezen voor menselijkheid, hier, nu.
Van gedroogde kersenbloesem in een verweerd kleinood naar bloemen bij het Indisch Monument. Eén familie, één verhaal, deel van een groter verleden.
Stille getuigenis
In mijn handen ligt een klein, verweerd boekje. De kaft is zacht geworden van het dragen, de bladzijden broos van de jaren en de reizen die het tegen wil en dank heeft gemaakt.
Op 12 december 1941 kreeg mijn opa het, op de dag van de mobilisatie in Nederlands-Indië. Hij was landstormersoldaat bij het KNIL en droeg het Nieuwe Testament altijd bij zich. Bij de capitulatie. In het kamp: de scheepswerf Harima, nabij Osaka.
Hij las, onderstreepte, schreef namen en data alsof het boekje niet alleen een testament van geloof, maar ook een stille kroniek van zijn dagen werd. Zelfs gedroogde bloesems van de Japanse kers vond ik er tussen, als herinneringen die niet verwelken konden.
Achterin, in klein handschrift, de naam en verjaardag van zijn oudste zoon. Mijn vader. Ik zie hem daar zitten, met dat potlood, op een dag dat het thuisfront verder weg leek dan ooit.
Hij kwam nooit terug. In 1944 stierf hij in het kamp. Pas in 1993 ontdekte ik dat zijn urn was bijgezet in het colombarium van Ereveld Menteng Pulo in Jakarta. Toen kregen de contouren van zijn verhaal langzaam kleur, via kampgenoten die vertelden wat er was gebeurd.
Dit boekje, het enige naast een handvol foto’s dat we van hem hebben, ging van mijn opa naar mijn oma, naar mijn vader, en toen naar mij. Op een dag zal ik het aan mijn zoon Julian geven.
Op 15 augustus sta ik stil. Niet in stilte alleen, maar schrijvend. Over de oorlog die mijn Indische ouders en grootouders overleefden. Over de Japanse bezetting. De bersiaptijd. De onafhankelijkheidsoorlog. Over het geweld van beide kanten. Over het kolonialisme, met zijn zwarte bladzijden die niet minder zwart worden door ze te verzwijgen.
Ik schrijf omdat herdenken méér is dan een terugblik. Het is een dialoog met het verleden, met alle stemmen die daarin klinken.
Ik maakte onlangs een bijzondere reis… Soms vind je broederschap op plekken waar je het niet zoekt.
Verbinding zonder woorden. Tien mannen. Ieder met zijn eigen verhaal, strijd en stilte. Keken elkaar aan, niet als vreemden, maar als spiegels. Ogen die elkaars diepte peilden, hoe oncomfortabel ook — alsof ergens, diep vanbinnen, al een vuur werd aangestoken.
Ik was een van hen.
Daarna het lichaam — drukpunten die herinnerden waar spanning zich had genesteld, verhalen vastgekoekt in spieren en botten.
Rapé brandde in de neus, een bittere poortwachter: Laat los. Het is tijd. De eerste vonk sprong over.
Toen kwam Chocobliss. De Yellow Brick Road opende zich onder onze voeten, leidde mij door lichtflitsen van paars, rood, goud — kleuren die gloeiden als kooltjes in de nacht — langs voorouders bij een meer op Java, door de geur van melati in de ochtend, vergezeld door dierbare handen, zacht en zeker.
Sommigen ontmoetten hun spirits, anderen hun angsten. Soms waren die gelijk, soms vielen ze samen. Anderen zonken diep, raakten oud verdriet dat altijd al om aandacht vroeg.
Dat bracht tranen en bevrijding, en in het midden van dat alles het zachte weten: mannelijkheid is ook durven voelen.
Zonder woorden bleef de cirkel heel. Stil, maar vol herkenning.
Dat is broederschap in het vuur: zien zonder oordelen, dragen zonder het te zeggen, thuiskomen in jezelf en ontdekken dat daar ook de ander woont.
Uit: Ik was daar nog even Een bundel mijmermomenten in wording – Patrick Wouters
Met dank aan Diana, Dennis en Monique en De Groep. Innerlijke reis: plantmedicijn en Chocobliss ceremonie.