Van Jakarta tot Gaza, van oude wonden naar nieuwe littekens. De ene pijn ontkent de andere niet. Herdenken is kiezen voor menselijkheid.
Nooit meer is nu
We staan stil. Bij namen, bij data, bij verhalen die ons zijn toevertrouwd.
We buigen voor het verleden, maar sluiten onze ogen niet voor het heden.
Kolonialisme laat lange schaduwen na. De ene pijn hoeft de andere niet te overschaduwen. Erkennen is ruimte maken voor iedereen die verlies kent, die onrecht draagt.
Van de Molukken tot West-Papua, van Jakarta tot Gaza.
Herdenken is niet alleen terugzien, het is kiezen voor menselijkheid, hier, nu.
Van gedroogde kersenbloesem in een verweerd kleinood naar bloemen bij het Indisch Monument. Eén familie, één verhaal, deel van een groter verleden.
Stille getuigenis
In mijn handen ligt een klein, verweerd boekje. De kaft is zacht geworden van het dragen, de bladzijden broos van de jaren en de reizen die het tegen wil en dank heeft gemaakt.
Op 12 december 1941 kreeg mijn opa het, op de dag van de mobilisatie in Nederlands-Indië. Hij was landstormersoldaat bij het KNIL en droeg het Nieuwe Testament altijd bij zich. Bij de capitulatie. In het kamp: de scheepswerf Harima, nabij Osaka.
Hij las, onderstreepte, schreef namen en data alsof het boekje niet alleen een testament van geloof, maar ook een stille kroniek van zijn dagen werd. Zelfs gedroogde bloesems van de Japanse kers vond ik er tussen, als herinneringen die niet verwelken konden.
Achterin, in klein handschrift, de naam en verjaardag van zijn oudste zoon. Mijn vader. Ik zie hem daar zitten, met dat potlood, op een dag dat het thuisfront verder weg leek dan ooit.
Hij kwam nooit terug. In 1944 stierf hij in het kamp. Pas in 1993 ontdekte ik dat zijn urn was bijgezet in het colombarium van Ereveld Menteng Pulo in Jakarta. Toen kregen de contouren van zijn verhaal langzaam kleur, via kampgenoten die vertelden wat er was gebeurd.
Dit boekje, het enige naast een handvol foto’s dat we van hem hebben, ging van mijn opa naar mijn oma, naar mijn vader, en toen naar mij. Op een dag zal ik het aan mijn zoon Julian geven.
Op 15 augustus sta ik stil. Niet in stilte alleen, maar schrijvend. Over de oorlog die mijn Indische ouders en grootouders overleefden. Over de Japanse bezetting. De bersiaptijd. De onafhankelijkheidsoorlog. Over het geweld van beide kanten. Over het kolonialisme, met zijn zwarte bladzijden die niet minder zwart worden door ze te verzwijgen.
Ik schrijf omdat herdenken méér is dan een terugblik. Het is een dialoog met het verleden, met alle stemmen die daarin klinken.