Kabar Angin, gedragen op de wind: Yvonne Keuls 1931-2025.

Ik maakte voor het eerst persoonlijk kennis met Yvonne Keuls op dinsdag 23 maart 1982 op Den Haag CS. Zij signeerde en ik maakte de foto die later gepubliceerd werd in Gedragen op de wind. Een rijk geïllustreerd schrijversprentenboek dat terecht de spotlights op haar richtte. Sinds die eerste ontmoeting kwamen we elkaar meestal in het voorbijgaan tegen. En altijd maakte ze tijd voor mij en de kids. Bijvoorbeeld op de Pasar Malam Besar en later de Tong Tong Fair.
Een artikel dat ik jaren geleden schreef over haar geslaagde optredens met Ernst Jansz kon ik razendsnel met haar aftikken: zij sprak, ik schreef en Yvonne dicteerde/redigeerde ter plekke.

Yvonne Keuls’ sociale romans raakten mij vanaf het begin. De betekenis van dat werk is ongekend. Ze zette door en liet zich niet van haar missie afbrengen.
Haar Indische werk was een enorme inspiratiebron voor mij. Een kleurrijke schrijfster met lef en een groot hart en rechtvaardigheidsgevoel.

Selamat jalan lieve #YvonneKeuls.
Familie, vrienden en iedereen die Yvonne Keuls dierbaar was, wens ik veel sterkte toe.

Op 29 mei 2004 schreef ik al een ode aan Yvonne Keuls, die ik hieronder graag nog een keer plaats.

Indische tantes
Yvonne Keuls heeft ze vereeuwigd in Indische tantes. Met haar onvergetelijke verhalen heeft zij vastgelegd wat bijna verdwenen is: de eerste generatie Indische Nederlanders die geruisloos is opgegaan in de Nederlandse samenleving. Ik kom ze nog wel eens tegen, die Indische tantes. Met name in de Haagse trams. Ik herken ze meteen. Ik hoef ze niet te zien. Ik hoor ze.

“Dat weer hier: om gek van te worden. Dan weer fris, dan weer warm. En als warm: pliket (plakkerig). Bosèn. In Malang was het goed. Warm, maar koel.”
De camera’s in lijn 2 registreren twee (voor deze tijd van het jaar) veel te dik aangeklede Indische dames. Oud, breekbaar en onafgebroken aan de praat.
“Je weet ik heb 8 kleinkinderen en 3 achterkleinkinderen. Belt mijn kleindochter op. Je kèn wel, die van Maureen. Oma, Jeffrey heeft een VMBO-advies gekregen. Ik sèg, ken niet. Jeffrey is een VWO kind. Hoe toch deze? Ik er naar toe. Gisteravond. Met Jeffrey gepraat. Op zijn kamer. Jagallag. TV aan. Computer aan. Muziek hard. Mobiele telefoon. Als wijlen mijn man nog leefde …Dat seg ik hem. Als mijn man nog leefde zou hij dit verbieden. Ken niet. Ajo, zo kan je niet leren. Je bent een VWO-kind, hoor je me. Wat doe je ons aan? Hij sèg: omi, omi, het is mijn leven ja. En hij is pas dertien. Soedah, hij is onvoordelig geboren, daarom nu pas naar de brugklas…
Wat neem jij? … hun Tahoe Telor is goed. Beter dan bij Dewi.”
Ik hoef niet te raden waarin het onderwerp is veranderd: Indische mensen praten (nog) altijd over eten en lijn 2 stopt bij winkelcentrum Leidsenhage. Toko Menuet is vandaag het eindstation.

Dagblad Trouw schreef een treffend in memoriam.

Soerabaja – Surabaya

Bij het art deco affiche van Jan Lavies (Pasar Malam, Soerabaja 1930)

Lavies tekent een stad
die zich aan de avond wil tonen.
Lichtlijnen trekken bezoekers aan,
een jaarmarkt van geur en vertoon,
voorbijgaand geluk.

Kramen staan vrij in nachtlicht,
zonder dak, als eilanden van handel,
een labyrint van geur en stem.

En toch blijft iets hangen —
niet alleen op papier, maar in de lucht van Surabaya.
Tunjungan Plaza draagt het decor,
glanzend, betonnen, luid.
De kramen zijn vitrines geworden,
de schaduw loopt over marmer.

Maar ergens tussen etalage en food court
ademt het nog:
het verlangen om samen te komen,
om gezien te worden,
om even te leven buiten jezelf.
Lavies zou blijven kijken.
Misschien niets begrijpen,
maar toch: blijven kijken.

Uit: Ik was daar nog even
Mijmermomenten – Patrick Wouters

Soerabaja – Surabaya
The poster by Jan Lavies (Pasar Malam, Soerabaja 1930)

Lavies draws a city
eager to show itself at dusk.
Lines of light attract the crowd,
a fair of scents and spectacle,
a fleeting kind of joy.

Stalls stand open in the night,
roofless — islands of trade,
a labyrinth of voice and spice.

Still, something lingers —
not only on paper,
but in the air of Surabaya.

Tunjungan Plaza wears the stage now,
gleaming, concrete, loud.
The stalls became vitrines,
shadows glide across marble.

But somewhere, between food court and storefront,
it still breathes:
the longing to gather,
to be seen,
to live beyond yourself for a while.

Lavies would keep watching.
Perhaps not understand —
but still: keep watching.

Soerabaja – Surabaya (Bahasa Indonesia)
Pada poster karya Jan Lavies (Pasar Malam, Soerabaja 1930)

Lavies menggambar sebuah kota
yang ingin menampakkan diri saat senja.
Garis-garis cahaya memanggil keramaian,
pasar malam penuh aroma dan pertunjukan,
kebahagiaan yang sebentar saja.

Gerai-gerai berdiri terbuka di malam hari,
tanpa atap — pulau-pulau dagang,
labirin suara dan rempah.

Namun sesuatu tetap tinggal —
bukan hanya di atas kertas,
tapi juga di udara Surabaya.

Tunjungan Plaza kini menjadi panggungnya,
mengilap, dari beton, penuh gema.
Gerai berubah menjadi etalase,
bayangan meluncur di atas marmer.

Namun di suatu tempat, antara food court dan toko,
masih ada yang bernafas:
kerinduan untuk berkumpul,
untuk terlihat,
untuk hidup sejenak di luar diri.

Lavies akan terus memandang.
Mungkin tak mengerti —
namun tetap: memandang.

Erfstuk

In een bewaardoosje van Dior
rust een dasspeld van Yogya zilver.
Van mijn grootvader,
via mijn moeder,
in mijn handen gekomen.

Wie hem ooit schonk
is vergeten.
De mystiek bleef,
onzichtbaar maar aanwezig.

Mijn zoon, dan elf jaar,
vond het doosje in een la.
“Papa, mag ik dit
als jij dood bent?”
Ik knikte.
Maar vroeg hem
nog even te wachten.

Mijn dochters hebben al
boeken en platen geclaimd,
hun namen tussen pagina’s
en hoesjes verstopt.

Geen huis, geen aandelen,
geen oude sok met geld.
Wat blijft
zijn kleine dingen
die groot genoeg zijn
om door te geven.

Geschreven naar een mijnmermoment uit 2006

Bahasa Indonesia and English version in comments section.

Uit: Ik was daar nog even
Mijmermomenten – Patrick Wouters

Wat verdwenen is

In Blora,
waar stof en zon elkaar vinden
tussen teakbomen en verlaten wegen,
zag honderd jaar geleden
een kind het daglicht,
voorbestemd om de stem
van velen te worden.

Pramoedya Ananta Toer schreef
over wat voorbij leek,
maar niet verdween.
Over de onschuld van land en volk.
Over liefde en verlies
in tijden van onrust.

In datzelfde Blora
werd mijn moeder geboren,
op een augustusdag
die later een dag van herdenking zou blijken.
Haar eerste adem,
zijn eerste woorden —
twee lijnen die elkaar nooit raakten,
maar toch verwant zijn
in de aarde van verhalen.

Wat verdwenen is,
blijft.
In boeken,
in stemmen,
in de schaduw van bomen
op de grond
waar hun verhalen ontsprongen
in de aarde der mensen.

Ode aan Pramoedya Ananta Toer (1925-2006), aan mijn lieve moeder Marijke Wouters-Pernet (1939), aan #Blora en #Indonesia.
Bahasa Indonesia version under the photo’s.

Uit: Ik was daar nog even
Mijmermomenten – Patrick Wouters

Blora, Indonesia.
Photo Pramoedya Ananta Toer by
Marco van Bolhuis (Amsterdam, juni 1999).
My mother (Marijke Wouters-Pernet), born
in Blora, August 15, 1939.
Photo made in Cepu.

Apa yang Hilang

Di Blora,
di mana debu dan matahari bertemu
di antara pohon jati dan jalan sunyi,
seratus tahun yang lalu
seorang anak melihat cahaya hari,
ditakdirkan menjadi
suara banyak orang.

Pramoedya Ananta Toer menulis
tentang yang seakan pergi,
namun tak pernah lenyap.
Tentang kepolosan tanah dan rakyat.
Tentang cinta dan kehilangan
di masa penuh gelisah.

Di Blora yang sama
ibuku dilahirkan,
pada suatu hari Agustus
yang kelak menjadi hari peringatan.
Napas pertamanya,
kata-katanya yang pertama —
dua garis yang tak pernah bersinggungan,
namun tetap terhubung
dalam tanah kisah-kisah.

Apa yang hilang
tetap ada.
Dalam buku,
dalam suara,
dalam bayangan pepohonan
di atas tanah
tempat kisah mereka lahir
dalam bumi manusia.


Vrij, en nog altijd onderweg

17 augustus

Van een vlag in Jakarta
naar een reis die voortduurt.
Merdeka werd geroepen,
en vraagt ook nu om ons.

Vrij, en nog altijd onderweg

Op 17 augustus 1945
klonk in Jakarta de roep om merdeka.
Een vlag werd gehesen,
en Soekarno sprak woorden
die de lucht deden trillen.

Onafhankelijkheid is geen moment,
het is een reis.
Van koloniaal verleden
naar zelfgekozen toekomst.

Tachtig jaar later
vier ik mee,
met respect voor hen
die de weg baanden,
die vochten, onderhandelden,
die droomden.

Vrijheid is feest,
maar ook verantwoordelijkheid.
Om te zien wat nog niet vrij is.
Om te luisteren naar verhalen
die nog niet zijn verteld.

Van Sabang tot Merauke,
van kampong tot stad.

Onafhankelijkheid is een belofte,
voor een land,
voor een mens,
om steeds weer levend te houden.

Uit: Ik was daar nog even
Mijmermomenten – Patrick Wouters

Dit mijmermoment is onderdeel van een drieluik:
DRIELUIK
15 augustus
Stille getuigenis
16 augustus
Nooit meer is nu

17 augustus
Vrij, en nog altijd onderweg

Nooit meer is nu

16 augustus

Van Jakarta tot Gaza,
van oude wonden naar nieuwe littekens.
De ene pijn ontkent de andere niet.
Herdenken is kiezen voor menselijkheid.

Nooit meer is nu

We staan stil.
Bij namen,
bij data,
bij verhalen die ons zijn toevertrouwd.

We buigen voor het verleden,
maar sluiten onze ogen niet voor het heden.

Kolonialisme laat lange schaduwen na.
De ene pijn hoeft de andere niet te overschaduwen.
Erkennen is ruimte maken voor iedereen
die verlies kent,
die onrecht draagt.

Van de Molukken tot West-Papua,
van Jakarta tot Gaza.

Herdenken is niet alleen terugzien,
het is kiezen voor menselijkheid,
hier,
nu.

Uit: Ik was daar nog even
Mijmermomenten – Patrick Wouters

Dit mijmermoment is onderdeel van een drieluik:
DRIELUIK
15 augustus
Stille getuigenis
16 augustus
Nooit meer is nu

17 augustus
Vrij, en nog altijd onderweg

Stille getuigenis

15 augustus

Van gedroogde kersenbloesem in een verweerd kleinood
naar bloemen bij het Indisch Monument.
Eén familie, één verhaal,
deel van een groter verleden.

Stille getuigenis

In mijn handen ligt een klein, verweerd boekje.
De kaft is zacht geworden van het dragen,
de bladzijden broos van de jaren en de reizen
die het tegen wil en dank heeft gemaakt.

Op 12 december 1941 kreeg mijn opa het,
op de dag van de mobilisatie in Nederlands-Indië.
Hij was landstormersoldaat bij het KNIL
en droeg het Nieuwe Testament altijd bij zich.
Bij de capitulatie.
In het kamp: de scheepswerf Harima, nabij Osaka.

Hij las, onderstreepte, schreef namen en data
alsof het boekje niet alleen een testament van geloof,
maar ook een stille kroniek van zijn dagen werd.
Zelfs gedroogde bloesems van de Japanse kers
vond ik er tussen,
als herinneringen die niet verwelken konden.

Achterin,
in klein handschrift,
de naam en verjaardag van zijn oudste zoon.
Mijn vader.
Ik zie hem daar zitten,
met dat potlood,
op een dag dat het thuisfront verder weg leek dan ooit.

Hij kwam nooit terug.
In 1944 stierf hij in het kamp.
Pas in 1993 ontdekte ik dat zijn urn was bijgezet in het colombarium van Ereveld Menteng Pulo in Jakarta.
Toen kregen de contouren van zijn verhaal langzaam kleur,
via kampgenoten die vertelden wat er was gebeurd.

Dit boekje,
het enige naast een handvol foto’s
dat we van hem hebben,
ging van mijn opa
naar mijn oma,
naar mijn vader,
en toen naar mij.
Op een dag zal ik het aan mijn zoon Julian geven.

Op 15 augustus sta ik stil.
Niet in stilte alleen,
maar schrijvend.
Over de oorlog die mijn Indische ouders en grootouders overleefden.
Over de Japanse bezetting.
De bersiaptijd.
De onafhankelijkheidsoorlog.
Over het geweld van beide kanten.
Over het kolonialisme,
met zijn zwarte bladzijden die niet minder zwart worden door ze te verzwijgen.

Ik schrijf omdat herdenken méér is
dan een terugblik.
Het is een dialoog met het verleden,
met alle stemmen die daarin klinken.

Uit: Ik was daar nog even
Mijmermomenten – Patrick Wouters

Gevangene 184

Dit mijmermoment is onderdeel van een drieluik:
DRIELUIK
15 augustus
Stille getuigenis
16 augustus
Nooit meer is nu

17 augustus
Vrij, en nog altijd onderweg