Het voelt als bevrijding: de negatieve testuitslag waarmee ik mijn verplichte (én gecontroleerde) thuisquarantaine beëindig. Zes dagen ervoor testte ik ook negatief om de terugreis Suriname – Nederland te maken.
Op luchthaven Zanderij (Johan Adolf Pengel International Airport) neemt de Covid19-procedure veel tijd in beslag. No spang is al de hele vakantie mijn motto.
Vlucht KL 714 bevat een mooie mix aan nationaliteiten. Ook de bevlogen Surinaamse president Chan Santokhi en zijn ministers zitten op deze vlucht: werkbezoek in Nederland.
“Kijk die Chinezen dan. Ik heb helemaal niets met dat volk. Zij hebben corona in de wereld gebracht en door hen moet ik in quarantaine en 9 uur een mondkapje op in dit krappe vliegtuig. Dank je wel KLM.” Onfortuinlijk zit ik naast een Surinaamse dame die mopperen en zeiken tot levenskunst heeft verheven. Haar reisgenoot zit er sullig bij en laat haar begaan. Hij sluit zijn ogen en doet alsof hij de hele vlucht slaapt. Niets deugt volgens deze dame: van het te krappe vliegtuig tot de smalle gangpaden, te kleine bagagebakken en grote families met slierten kinderen en handbaggage.
Ik neem mij voor me niet te ergeren of te reageren op haar tirades. Verdiep me in mijn boek, geniet van de speelfilm Meskina en mediteer. De terugvlucht vliegt voorbij. Ik had al heimwee naar SU lang voordat ik incheckte om naar mijn andere thuis te gaan.
Vijf jaar geleden mijn hart verpand aan Switi Sranan: Suriname. Iedereen die er ooit is geweest, opgegroeide of woonde, zal het beamen: een land dat je niet makkelijk loslaat.
Deze zomer verbleef ik 5 weken in dit heerlijke land. De laatste 8 dagen van mijn verblijf mocht ik remote werken van mijn werkgever. Met goede wifi en kantoorruimte met airco is plaats en tijdonafhankelijk werken appeltje eitje.
Wan Pipel
In Paramaribo liggen de verhalen op straat. Met een beetje geluk ook in taxi’s.

“Wat scheelt die jongen met vrouwen? Wie is dat meisje?”
“Die ene Hindoestaanse dame die hem laatst al was komen halen. Maar ik bemoei niet hoor.”
“Ik bemoei wel! Ik laat me niet als een klein jongen behandelen. Vooral niet door mijn zoon!
Roy. Je zal me vanavond alles moeten uitleggen. Alles! Anders breek ik je ribbenkast.”
Schuddebuikend zitten we achterin met mondkap te genieten van onze favoriete taxichauffeur die hele stukken tekst kent uit Wan Pipel als we toevalligerwijs langs filmlocaties rijden.
Wan Pipel, de eerste Surinaamse speelfilm van Pim de la Parra. Nog steeds ieder jaar rond Onafhankelijkheidsdag vertoond op de Surinaamse televisie.
In de la Parra’s film staan de politieke en raciale spanningen van het multi-etnische Suriname centraal.
Onze taxichauffeur draagt zonder moeite in het Sranantongo en in het Nederlands hele stukken tekst voor. Gesticulerend, met zwaar accent en één hand aan het stuur. We geven hem extra benzinegeld.
“Jongen. Je moeder is nog niet koud in de grond of overal word je gesignaleerd.”
“Er zijn mannen. En mannen. Wat ik heb gezien van Roy: hij is een man.”
“Een man. Een man die zich door een wildvreemde vrouw laat meesleuren. En zodanig dat ie zichzelf ruïneert. Is man noh. Nyan mi mars!.”
Wandelend of rijdend door de stad zie ik meer bedelaars en daklozen dan ooit. Vooral aan De Waterkant, de oudste straat van Suriname langs de Surinamerivier. Overal in de stad slingeren lege maaltijdbakjes: de kerk zorgt dat wie het nodig heeft twee maaltijden per dag krijgt. De crisis en de pandemie hebben genadeloos toegeslagen. De nieuwe president heeft haast en wil voor het einde van 2021 dat het ergste leed geleden is.
Waka Pasi
Aan de Waka Pasi, de promenade langs de Palmentuin, drink je de lekkerste koffie van Paramaribo. Ik krijg de gelegenheid om te luisteren naar wat expats, Nederlandse verpleegkundigen, ambassadepersoneel en de lokale bevolking zoal te vertellen hebben. Al luisterend en mijmerend maak ik aantekeningen. Fragmenten voor later. De verhalen zijn niet altijd tot mij gericht. Desondanks geniet ik met opgetrokken wenkbrauwen en een glimlach.
De maatregelen in Suriname, de lockdown en de avondklok beperken mij totaal niet. Ik ben tegen de 1 ½ meter samenleving.
Zelf hou ik namelijk 2 meter aan. En laat in Suriname nou dat dé regel zijn. 1 ½ meter is de minimale afstand. Dit nieuwe normaal bevalt me nog steeds. Het staat symbool om elkaar ruimte te geven en te gunnen. Op straat, op de snelweg en in de supermarkt. En ook op het vermaledijde social media.
De onderwerpen? De Covid19 situatie in Suriname; wel of niet vaccineren, de pandemie-aanpak door de regering; LHTBIQ+ en conservatief Suriname; de staatsgreep van 1980; de Decembermoorden (en de aanstaande gerechtelijke uitspraak). Werkelijk alles komt voorbij. Ik raak niet uitgevraagd. De één loopt leeg, de ander wil er pertinent niet (meer) over praten.
”Ik ben niet tegen vaccineren,” zegt natuurgenezer, psycholoog en liefdestherapeut Germain May. Zijn Oso Dresi Special Fever Medicine versterkt het immuunsysteem. Het is géén Covid-medicijn benadrukt hij.
”Je weet wat je te doen staat,” zeg ik (pro-prik) met een knipoog als hij afrekent. Zijn business loopt als een trein. May zal nog even wachten met de prik: hij wil dat zijn cliënten een eigen afweging maken en niet door hem worden beïnvloed.
Naar verluidt laat de minister van Volksgezondheid, die niet tegen traditionele geneeskunde is, oso dresi’s op hun veiligheid keuren. De minister is overigens het gesprek van de dag: er komt geen nieuwe lockdown (hoewel de geruchten anders zijn ;-). De maatregelen die nu gelden blijven gehandhaafd.
“De verantwoordelijkheid ligt bij u. Na yu e bepaal soort sey we go nanga a golf disi. We gaan dit keer niet zo snel over tot maatregelen. De verantwoordelijkheid ligt bij elk individu”, zegt Amar Ramadhin (Bron o.a.: Surinam Herald).
”Zoek het zelf maar uit! Betoel!,” zegt mijn Javaanse buurman. Vandaag zijn Creolen, Hindoestanen en Javanen eensgezind in hun oordeel over minister Amar Ramadhin. De Hugo de Jonge van Su.
“Je steelt niet van je landgenoten!”
Deze man is in ieder geval geen NDP-aanhanger als hij ongemeen fel los gaat op de vorige president van Suriname, die het land naar de afgrond bracht en wiens naam niet genoemd wordt. Maar diens nalatenschap des te meer. Zeker als bekend wordt dat schijfster Astrid Roemer feitelijk de mond gesnoerd omdat ze een afwijkende mening heeft over de gebeurtenissen in 1982.
“De nabestaandenelite houdt ons land al bijna veertig jaar in zijn greep. Ik hou mijn hart vast maandag. Het recht moet zege vieren. Maar we moeten ook verder. Ja toch?”.
Mijn interesse voor geschiedenis, Surinaamse vrienden en collega’s maken dat ik de geschiedenis van het land, de plattegrond van de stad op mijn duimpje ken. Denk ik. Geen heden zonder verleden. Wat de afgelopen zestig jaar gebeurde, van kolonie tot republiek fascineert mij sinds jaar en dag. Hun geschiedenis. Onze geschiedenis. Het contact verloopt daardoor makkelijker.
Mi gado. Mi Jezus. Joe ab? Ala ogri e tyari wan bun (elk nadeel heeft zijn voordeel)
Ik was 25. In de nacht, de vroege ochtend van 25 februari 1980 in de Zwartenhovenbrugstraat. Mijn vrienden en ik zien militaire voertuigen rijden in de Domineestraat. Rookpluimen aan De Waterkant. Een dreigende sfeer. Ik zeg je, ben nog nooit zo snel nuchter geworden… weet je dat de staatsgreep iedereen wel uitkwam? Ook Nederland. ‘Mi sabi, mi sabi’. En ik vertel je, zij hebben Bouta een hele goede dienst bewezen. Ja toch? Jullie dossiers zijn tot 2060 niet in te zien.”
Voordat ik kan vragen waar hij in 1982 was, kijkt hij weg:
“Twee jaar later is het uit de hand gelopen. Ik was toen al naar Den Haag.”
Genuanceerd praten over toen, over nu: het lijkt onmogelijk. Oude tegenstellingen zijn hardnekkig. Nog steeds zijn hele families en vriendengroepen verscheurd. In Suriname én in Nederland. Of het nu gaat om December ’82 of wel of niet vaccineren.
Is Suriname de ideale melting pot die de nieuwe president ons doet geloven? Hij krijgt het voordeel van de twijfel, maar tijdens zijn werkbezoek aan Nederland wordt hem het vuur aan de schenen gelegd. De beste stuurlui staan aan wal. Hier en daar. Ook de problematiek uit Wan Pipel is geenszins achterhaald merk ik. Maar ik ken geen ander land waar at the end of the day, bewoners en diaspora vol liefde over spreken en klagen.
Terug in Nederland mis(!) ik de temperatuurscan die in iedere winkel en restaurant verplicht is. De verplichte mond- en neuskap: ik was er zo aan gewend (ook al stikte ik de moord ;-).
Ik praat met consumptie. Toen ik leraar was, waren de eerste rijen in mijn klas altijd leeg! Ik vertel deze grap (niet de mijne overigens) vaak om uit te leggen waarom ik een mondkapje draag.
Ik draag-m hier nog even in ons gepolariseerde landje:
“A conspiracy of silence, speaks louder than words, (Dr. Winston O’Boogie).”
Kijk en leestips
- De door Eye Film gerestaureerde versie van Wan Piple is online te bekijken.
- “Sranantongo: Surinaams voor reizigers en thuisblijvers”. Michaël Ietswaart en Vinije Haabo.
- “Reishandboek Suriname”. Tessa Leuwsha.
- “Suriname, reisgids Buitenkansjes”. Parbo magazine,
- “Onder de paramariboom”. Johan Fretz.
- “De koningin van Paramaribo”. Clark Accord.
- De soundtrack van Wan Pipel, inclusief dialogen staat op Spotify .
- The Black Archives,
Enkele foto’s uit mijn privé-album
Hoi Patrick ,
Wat een leuke impressie / verslag van je reis . Leuk verwoord en geschreven.
En ja we houden zielsveel van Suriname en houden ook van mopperen . Er gaat veel niet goed en toch voelen we ons allemaal thuis in Su .
Wan Pipel “ ik hou van dit land “ Wil je zien dat ik de aarde eet “ 😍😍
Dank je wel dat je de moeite nam mijn blog te lezen Raoul. Ik heb vorige week wederom genoten van Wan Pipel. Te veel leuke citaten kwamen voorbij 😉
Mooi verslag, Patrick, wel triest te lezen dat er meer armoede en dus meer bedelaars zijn nu. Met een plan moet dat op zo’n kleine bevolking toch eenvoudig te verhelpen zijn? Ik heb een aantal Surinaamse vrienden dat voorgoed is teruggekeerd onder meer onder het motto ‘minder blauwe enveloppen op mijn deurmat’. Daar is wat voor te zeggen. Minder vind ik het dat menigeen geen moeite had/heeft om voor Bouta te werken.
Over een plan gesproken, er is een gevorderd plan voor een Surinamemuseum in Amsterdam. De initiatiefnemers zeggen wel nog drie miljoen euro nodig te hebben. Dat is er dus nog niet en het lijkt me sowieso te weinig. En waarom niet uitgekeken naar een gemeente die bij voorbaat bereid is een gedeelte van die financiële som te investeren? Nu zie ik straks een museum openen, dat wegens geldgebrek en verkeerde locatie na een paar jaar alweer de deuren moet sluiten. Dat soort Surinaamse toestanden moeten we toch zien te voorkomen?
Dank je wel voor je reactie goede Herman. Zonder een betweter te zijn: mijn handen jeuken als het Suriname aangaat. Ik zou er met gemak een deel van het jaar kunnen wonen en werken.
Ik snap je zorgen rond een Surinamemuseum… dat doen die Engelsen en Amerikanen gewoonweg beter.
Je hebt het Suriname van familie, vrienden en bekenden; het Suriname van NOS, Nieuwsuur etc. en je hebt het Suriname van… mij. Van mezelf 😉 Mijn ervaring/jouw ervaring: het is zo anders als je er bent. Er zijn twee landen waarnaar ik heimwee kan hebben: Suriname en Indonesië. Ik ben er niet geboren en heb er niet gewoond.